--- layout: page title: Dutch language: dictionary type: language_dict started: 2018-10-25 updated: 2020-01-21 --- Started on {{ page.started }}, last updated on {{ page.updated }}. **Dutch** - **English** * a - een * am - ben * and - en * apple - appel * are - bent * book - boek (het) * boy - jongen * bread - brood * child - kind * children - kinderen * drink - drinken, drinkt * eat - eten, eet * girl - meisje (het) * girls - meisjes * has - heeft * have - hebt, hebben, heb * he - hij * I - ik * juice - sap * man - man * men - mannen * menu - menu * milk - melk (de) * newspaper - krant * read - lezen, lees * reads - leest * rice - rijst * sandwich - boterham * speak - spreken * speaks - spreekt * that - dat * the, it - de, het * water - water * we - we, wij * woman - vrouw * women - vrouwen * you (plural) - jullie * you (singular) - je